Verwerkingsopdracht 3
De opdracht was om een kunstwerk van Escher te koppelen aan het fragment uit De Zonnewijzer van Maarten ’t Hart. Ik heb gekozen voor dit kunstwerk, omdat ik er vrij weinig van snap. Er zijn allemaal onbegrijpelijke aparte elementen in het werk aanwezig die je als toeschouwer aan elkaar moet proberen te koppelen. Je moet er één geheel van maken. In het beschreven fragment is Leonie de hoofdpersoon. Haar vriendin Roos is naar men zegt overleden aan een zonnesteek en tot haar eigen verbazing is Leonie erfgenaam. Als ze bij Roos thuis is gaat de telefoon en spreekt ze met ene Freek, die nogal graag wilt weten waar Roos is, maar aan Leonie niet wilt vertellen waarvan Roos hem kent.
Bovendien zegt Freek tegen Leonie, dat Roos aan hem verteld had dat ze dacht dat iemand haar dood wilde hebben.
Er zijn dus heel veel onduidelijke dingen een aantal zaken die niet echt kloppen. Dat is bij dit werk van Escher ook het geval. Het klopt eigenlijk niet, en toch vormt het samen één geheel. Leonie moet nu proberen van alle ‘aanwijzingen’ één geheel te maken, om erachter te komen wat er nou precies met haar vriendin Roos gebeurt is. Leonie moet dus eigenlijk de losse eindjes aan elkaar knopen, en dat is wat je als bekijker van deze tekening ook doet. Althans, je probeert dat te doen maar het is eigenlijk bijna onmogelijk. Zoveel vreemde dingen zitten er in het werk. Voor Leonie zal het ook niet meevallen.
Dit kunstwerk heb ik dus gekozen omdat het moeilijk is het te begrijpen en omdat je (vanzelf) probeert het voor jezelf duidelijk te krijgen. Leonie begrijpt ook niets van de situatie waarin ze terecht gekomen is en daarom vind ik dat dit kunstwerk wel mij dit tekstfragment past.
Boekje 2 (oranje)
Verwerkingsopdracht 2
Als ik het fragment uit De schilder en het meisje van Margriet de Moor op basis van vertelinstantie vergelijk met het fragment uit Een schitterend gebrek van Arthur Japin, dan vind ik het fragment uit Een schitterend gebrek beter. Daarin wordt gebruik gemaakt van de ik-vertelinstantie, je weet net zoveel als de hoofdpersoon (of een ander karakter uit het boek). Dat vind ik over het algemeen fijner dan de auctoriale vertelinstantie in het andere fragment, waarbij je alles weet. De gedachten en gevoelens van meerdere mensen, en daardoor ook meestal meer dan de hoofdpersoon.
Ik heb liever de ik-vertelinstantie omdat je dan vaak weinig weet over wat er gaat gebeuren. Dat zorgt voor meer spanning en je wilt door blijven lezen omdat je erachter wilt komen wat er gaat gebeuren. Bij de auctoriale vertelinstantie weet je vaak al meer van de toekomst omdat er meestal wel minstens één ander persoon is die weet wat er komen gaat, van wie jij dan de gedachten weet. Dat is ook het geval bij het fragment uit De schilder en het meisje. Het meisje wordt ter dood veroordeeld. Dat weet je als lezer, dankzij de auctoriale vertelinstantie. Maar het meisje zelf weet dat niet. Ze heeft wel het gevoel dat er ‘iets met haar gaat gebeuren wat met niemand anders gaat gebeuren’, door de blikken van de mensen in het publiek. Mij lijkt het in dit geval spannender als je door middel van de ik-vertelinstantie, net als het meisje zelf, niet precies had geweten wat er met haar gaat gebeuren. Dat lijkt mij spannender.
In het fragment uit Een schitterend gebrek zijn alleen de gedachten en gevoelens van Lucia bekend. En omdat zij pas kort in Amsterdam is, is alles nieuw voor haar. En door de ik-vertelinstantie is alles ook nieuw voor de lezer, je weet niet wat er komen gaat.
Ik vind de ik-vertelinstantie dus beter dan de auctoriale vertelinstantie omdat er, doordat je minder informatie krijgt, meer dingen zij die je wilt weten en omdat er meer spanning is.
Verwerkingsopdracht 2
Als ik het fragment uit De schilder en het meisje van Margriet de Moor op basis van vertelinstantie vergelijk met het fragment uit Een schitterend gebrek van Arthur Japin, dan vind ik het fragment uit Een schitterend gebrek beter. Daarin wordt gebruik gemaakt van de ik-vertelinstantie, je weet net zoveel als de hoofdpersoon (of een ander karakter uit het boek). Dat vind ik over het algemeen fijner dan de auctoriale vertelinstantie in het andere fragment, waarbij je alles weet. De gedachten en gevoelens van meerdere mensen, en daardoor ook meestal meer dan de hoofdpersoon.
Ik heb liever de ik-vertelinstantie omdat je dan vaak weinig weet over wat er gaat gebeuren. Dat zorgt voor meer spanning en je wilt door blijven lezen omdat je erachter wilt komen wat er gaat gebeuren. Bij de auctoriale vertelinstantie weet je vaak al meer van de toekomst omdat er meestal wel minstens één ander persoon is die weet wat er komen gaat, van wie jij dan de gedachten weet. Dat is ook het geval bij het fragment uit De schilder en het meisje. Het meisje wordt ter dood veroordeeld. Dat weet je als lezer, dankzij de auctoriale vertelinstantie. Maar het meisje zelf weet dat niet. Ze heeft wel het gevoel dat er ‘iets met haar gaat gebeuren wat met niemand anders gaat gebeuren’, door de blikken van de mensen in het publiek. Mij lijkt het in dit geval spannender als je door middel van de ik-vertelinstantie, net als het meisje zelf, niet precies had geweten wat er met haar gaat gebeuren. Dat lijkt mij spannender.
In het fragment uit Een schitterend gebrek zijn alleen de gedachten en gevoelens van Lucia bekend. En omdat zij pas kort in Amsterdam is, is alles nieuw voor haar. En door de ik-vertelinstantie is alles ook nieuw voor de lezer, je weet niet wat er komen gaat.
Ik vind de ik-vertelinstantie dus beter dan de auctoriale vertelinstantie omdat er, doordat je minder informatie krijgt, meer dingen zij die je wilt weten en omdat er meer spanning is.